Belangenbehartiger
De Woonbond komt op voor de belangen van huurders. We staan voor betaalbare huren, goede woningen in leefbare wijken en sterke huurdersorganisaties. Wat hebben we de afgelopen jaren voor u bereikt?
SuccessenSocioloog Bettina Bock begrijpt het onbehagen onder bewoners van het platteland. De hoogleraar plattelandsontwikkeling ziet hoe het verlies van voorzieningen het dorpsleven bedreigt. Haar vertrouwen in gemeenschapskracht is echter groot: ‘Met elkaar iets willen, met elkaar iets kunnen en erop vertrouwen dat ieder zijn of haar deel doet.’
Soms krijgt socioloog Bettina Bock het akelige gevoel dat de afstand tussen Oost-Nederland en de Randstad de laatste tijd verder is vergroot. Dat de stikstofstrijd en de nasleep van de aardbevingsschade veel stuk hebben gemaakt. Dat de ene kant van Nederland de andere kant ziet als ‘die zielige mensen in de verre uithoeken van het land’. Dat de grote inzet van bewoners in het landelijk gebied onvoldoende wordt gewaardeerd. Toch spreekt ze niet graag over ‘de kloof’. Liever benadrukt ze onze wederzijdse afhankelijkheid: ‘De Groningse term “stad en ommelanden” spreekt me sterk aan. Dat zou in heel Nederland de leidende zienswijze moeten zijn. Het gevoel dat de stad en het platteland onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.’
Prof. dr. ir. Bock is gespecialiseerd in plattelandsontwikkeling. Ze is hoogleraar in zowel Wageningen als Groningen. Nadat ze acht jaar geleden bij haar aantreden de kloof benoemde, hoopt ze de komende jaren te zien dat Nederland weer één land gaat vormen: ‘Dat niemand meer over andere landsdelen spreekt in termen als: “dat is daarzo ergens”. Nog te veel Randstedelingen roemen de leegte in Toscane, omdat ze de ruimte in Oost-Nederland niet kennen. Zelf houd ik in Nederland enorm van de mix van natuur en landbouw, met het liefst zowel bos als open gebied, met veel vergezichten. Zuid-Limburg, de Achterhoek, Overijssel, Drenthe en niet te vergeten het Hogeland in het noorden van Groningen: dat is allemaal echt prachtig. Ik begrijp oprecht niet waarom niet iedereen de schoonheid van het landelijk gebied ziet.’
Recent publiceerde Bettina Bock samen met vier collega’s op verzoek van de Tweede Kamer het rapport Leefbaarheid op het platteland: uiteenlopen van idylles en werkelijkheden. De wetenschappers beschrijven hoe fragmentarisch genomen beslissingen het dorpsleven bedreigen. Eerst sluit een school en erna vervalt de buslijn. De terugloop van voorzieningen vergroot de ongelijkheid tussen dorp en stad. Het dorpsleven verschraalt. Het voelt voor velen onrechtvaardig en leidt tot ‘regionaal onbehagen’, schrijven Bock en haar collega’s.
Het onbehagen is groot?
‘De verkiezingswinst van de BoerBurgerBeweging in de provincies is mede het gevolg van dat onbehagen. Zowel in dorpen als in steden en lang niet alleen onder boeren. Er is onvrede over het disfunctioneren van de overheid. Je hoeft alleen maar naar de landelijke toeslagenaffaire en de afhandeling van de Groningse aardbevingsschade te kijken om te constateren dat daar ook alle reden toe is. Er heerst het gevoel dat de overheid de ogen sluit voor de behoeftes van de gewone mens.’
Daarnaast speelt op het platteland de onvrede over de eenzijdige belangstelling van de landelijke overheid voor de stedelijke gebieden. Bijna de helft van de Nederlanders woont in het landelijk gebied. Daar spelen veel meer kwesties dan alleen de stikstofcrisis. Kwesties waarvan soms ten onrechte wordt gedacht dat het louter grootstedelijke problemen zijn. Zoals woningnood, gentrificatie, verschraling van voorzieningen, verlies van sociale cohesie en de groei van sociale ongelijkheid.
Gentrificatie is bijvoorbeeld zeker in de mooiste dorpen een belangrijk thema. Welvarende ouderen van buiten kopen de aantrekkelijke huizen in het dorp, waardoor de prijzen stijgen en er voor jonge dorpsbewoners minder betaalbare woningen overblijven. Daardoor trekken jongeren noodgedwongen uit het dorp, waardoor het dorp vergrijst en het dorpsleven onder druk komt te staan.
Deze ontwikkeling kun je alleen keren door betaalbare woningen voor jonge dorpsbewoners bij te bouwen. Dat is de afgelopen jaren heel moeilijk geweest door een algehele rem op woningbouw in veel regio’s waar bevolkingsdaling was voorspeld. Voor de toekomst van het landelijk gebied is het juist belangrijk dat er jongeren blijven wonen. Ook voor de ouderen, zeker als er meer zorgvoorzieningen sluiten. Als jongeren verder van hun ouders gaan wonen, gaat dat immers ten koste van de mantelzorg.’
Volgens de Friese Monitor bereikbaarheid hechten plattelandsbewoners het meest aan de nabijheid van een supermarkt, een basisschool, een huisarts en een bushalte of treinstation. Dat moet toch overal te regelen zijn?
‘De samenhang van beleid kan beter. Nu worden beslissingen verkokerd en fragmentarisch genomen. Een actueel voorbeeld: een dorp verliest mogelijk de fysiotherapeut, omdat de eenvoudige praktijkruimte achter een gordijn in een hoekje van het buurthuis strikt volgens de regels niet mag. Terwijl de patiënten de voorkeur geven aan nabijheid boven privacy. Een ander voorbeeld: een huisarts in een multifunctioneel centrum dreigt zijn apotheekvergunning te verliezen, waardoor hij om financiële redenen het dorp moet verlaten, waarna het buurthuis waarschijnlijk moet sluiten omdat het zonder de arts de huur niet kan betalen. Dan dondert alles in elkaar. Terwijl iedereen in het dorp gelukkig is zoals het nu gaat.’
Hoe ontstaat zulk verkeerd vallend beleid?
‘De samenhangende visie is zoek. Er wordt te economisch gedacht, te projectmatig, te weinig op de lange termijn. Iedere verantwoordelijke bestuurder en beleidsambtenaar wordt op zijn of haar eigen taak aangesproken, zonder oog voor het geheel. Het gevolg is dat bestuurders en beleidsmakers van incident naar incident trekken.
Te lang is over het landelijk gebied gesproken als de periferie, het lege achterland waar alleen wat gehaald hoeft te worden en niets gebracht. Met een eenzijdige belangstelling voor de producten — melk, gas et cetera — en weinig interesse in de mensen. Als je boeren alleen ziet als anonieme leveranciers van melk en andere producten, dan maak je als overheid stikstofkaartjes van boeren die moeten worden uitgekocht. Het leidt tot hoogoplopende conflicten, waarin alle betrokkenen zich ingraven zonder zicht op elkaars belangen. Als je boeren ziet als bewoners met veel kennis van het land waarop ze vaak al generaties werken, dan kom je met elkaar tot een vruchtbaar gesprek. En dus een beter beleid.
Een bijkomend gevaar van de economisch gedreven, projectmatige, korte-termijnaanpak is dat de belangen van de dorpsbewoners tegen elkaar worden uitgespeeld. Dat zie je bijvoorbeeld bij de bouw van windmolens waarvoor de boeren het geld krijgen, terwijl de omwonende dorpsbewoners hinder van de molens zeggen te ondervinden. Dat heeft in diverse dorpen tot flinke conflicten geleid. De sociale cohesie is daar helemaal kapotgeslagen.’
Ontstaan er na kwetsbare stadswijken ook kwetsbare dorpen, waar de leefbaarheid onder druk staat?
‘De veerkracht van het platteland is gelukkig groot. Heel veel in het landelijk gebied drijft op eigen initiatief. Op veel plekken ontstaan bijzondere initiatieven van bewoners die een dorp nieuw leven inblazen. Bewoners die bijvoorbeeld gezamenlijk een buurthuis opzetten. Of die het bestaande buurthuis doorontwikkelen tot een multifunctioneel centrum met een huisarts en een fysiotherapeut.
Het is belangrijk dat een gemeente zulke bewonersinitiatieven ruim ondersteunt. Het helpt bijvoorbeeld al enorm als er één coördinerende ambtenaar is die door de initiatiefnemers kan worden aangesproken, en niet een reeks van ambtenaren die vooral “het mag niet, het kan niet, het moet niet” uitstralen. Het zou goed zijn als de overheid meer meedenkt, minder vasthoudt aan starre regels en ook sneller bewonersinitiatieven financieel ondersteunt. Soms moet je ongelooflijk omvangrijke voorstellen indienen voor relatief kleine bedragen.
Gelukkig proberen steeds meer gemeenten daar beter mee om te gaan. Zo zijn er gemeenten waar ze een dorpsondersteuner of dorpscoördinator hebben aangesteld. Zo’n ambtenaar kan het proces aanzienlijk versoepelen en versnellen. Ik zag in Overijssel, waar ik een tijdje mocht meelopen, welk verschil het voor een dorp kan maken als er ambtenaren zijn die enthousiast met de bewoners meedenken.’
Hoe komt het dat het ene dorp de schouders eronder zet en het andere dorp na een ongelukkige beslissing in slaap sukkelt?
‘Het is belangrijk dat bewoners het gevoel hebben dat ze zich kunnen inzetten voor iets dat ze willen behouden. Meer dan dat je je wilt inzetten om iets terug te krijgen wat je verloren hebt. Want dat is veel moeilijker. Als het vijf over twaalf is, dan is het te laat. Vaak zeggen mensen in zo’n negatieve situatie dat het niet fair is dat ze hun vrije uren moeten steken in werk dat de overheid heeft laten liggen. In zekere zin hebben ze daar ook gelijk in. Als je de ervaring hebt dat er toch niet naar je wordt geluisterd, ben je minder gemakkelijk te mobiliseren.
Waar al veel voorzieningen zijn weggevallen, ontbreken ook de plekken om elkaar te ontmoeten, te helpen en nieuwe initiatieven te ontplooien. Dorpen waar de leefbaarheid al zover achteruit is gekacheld dat mensen alleen nog maar in verlies denken, kunnen moeilijker de omslag maken dan dorpen met een lange geschiedenis van gemeenschapskracht: met elkaar iets willen, met elkaar iets kunnen en erop vertrouwen dat ieder zijn of haar deel doet. Zulke dorpen zijn ooit begonnen met een winterfeest of kermis en van daaruit zijn de projecten ingewikkelder en complexer geworden.
Het vergt ook verschillende talenten. Wanneer de bewoners door opleiding en ervaring een gemengd gezelschap vormen, dan komen initiatieven gemakkelijker van de grond. Het is handig als er zowel mensen zijn die hun handen uit de mouwen kunnen steken, als mensen die over een goed netwerk beschikken. Zoals vaardigheden zich individueel ontwikkelen, ontwikkelen ze zich ook collectief. Met de groei van collectieve vaardigheden komt het vertrouwen en met het vertrouwen komt het lef.’
Je signaleert dat ‘sociale ongelijkheid zich in toenemende mate ook ruimtelijk manifesteert’. Kun je dat nader duiden?
‘Afstand schept kansenongelijkheid. Het is een resultaat van het verkokerde beleid. Enerzijds willen we dat meer jongeren technische beroepen kiezen. Anderzijds worden technische, relatief dure opleidingen in nabijgelegen gemeenten gesloten en worden de buslijnen naar verderop gelegen scholen geschrapt. Hierdoor zijn er jongeren in dorpen die niet de opleiding volgen die ze zouden willen volgen.
Daar waar de bevolking al sociaaleconomisch kwetsbaar is, komt het verlies van voorzieningen extra hard aan. Het wordt lastiger de afstand te overbruggen, ook omdat mensen niet de financiële mogelijkheden hebben om het zelf te regelen. De overheid zou zich moeten realiseren hoe belangrijk de nabijheid van goed onderwijs, vervoer en zorg is. Er wordt te gemakkelijk gedacht dat centralisering van voorzieningen leidt tot efficiëntie en professionalisering zonder dat de nabijheid voor bewoners wordt meegewogen.’
Zouden na de 35 woondeals ook over bijvoorbeeld onderwijs en zorg regionale deals moeten worden gesloten?
‘Het is enorm belangrijk dat gemeenten in samenspraak bepalen wat in hun regio moet gebeuren en waar naast woningbouw de beste locaties voor bijvoorbeeld onderwijs en zorg zijn. Zeker! Ik vind echter zo’n regionale deal een merkwaardig fenomeen. Waarom zouden gemeenten, provincies en het Rijk met elkaar moeten onderhandelen over de verwezenlijking van fundamentele overheidsdoelen als goede huisvesting, goed onderwijs en goede zorg? Onderhandelingen over basisvoorzieningen maken de politiek tot een spel waarin de ene regio wint en een andere regio verliest. Zo’n competitie vind ik ongewenst. Ik denk dat we meer gebaat zijn bij een overheid die gezamenlijk optrekt dan bij een overheid die onderling met elkaar concurreert. Je zou toch zeggen: open een school waar die nodig is. Punt!’
Je bent ondanks alles optimistisch over de toekomst?
‘Langzaamaan begint er een omslag te ontstaan. Beleidsmakers beginnen te ontdekken dat er evenwichtig in de regio’s moet worden geïnvesteerd, omdat ze anders het platteland niet meekrijgen in de plannen voor duurzame landbouw, meer woningbouw, de energietransitie en natuurontwikkeling. Voor wat, hoort wat. Als optimistisch mens, zie ik enige verandering ten goede. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van de onderhandelingen over de nieuwe provinciebesturen. Het zou goed zijn als de bestuurders leren van het dagelijks leven op het platteland, waar mensen elkaar kennen en elkaar iets gunnen. Oké, natuurlijk niet altijd, het platteland is geen sprookjesland, maar toch: in redelijkheid en wederkerigheid bereik je echt meer.’
Dit is een artikel in Huurpeil 2, 2023. Tekst: Ron van Gelderen
De Woonbond komt op voor de belangen van huurders. We staan voor betaalbare huren, goede woningen in leefbare wijken en sterke huurdersorganisaties. Wat hebben we de afgelopen jaren voor u bereikt?
SuccessenVragen over huren of problemen met je verhuurder? Woonbondleden vragen advies bij de Huurderslijn (020-551 77 55).
Een goed geïnformeerde huurder krijgt meer voor elkaar! De Woonbond heeft tientallen brochures over de rechten van huurders en huurdersorganisaties. Je bestelt ze in onze webwinkel.
webwinkel