Meteen naar de content

Den Haag discrimineert woonwagenbewoners

Huren en recht De gemeente Den Haag discrimineert woonwagenbewoners op basis van ras. Dat oordeelde de rechtbank Den Haag op 29 april in een baanbrekend vonnis.
Leden van Stichting Sinti, Roma en Reizigers en hun advocaten tijdens de rechtzaak

De rechter beveelt de gemeente Den Haag om binnen vijf jaar meer woonwagenplaatsen te creëren.

Meer dan 15 jaar wachten op standplaats

Den Haag realiseerde in de afgelopen 25 jaar nul nieuwe standplaatsen, maar verwijderde er wel actief 110, een derde van het totaal aantal standplaatsen. Wie in Den Haag een normale sociale huurwoning zoekt, moet 9 jaar wachten. Terwijl woonwagenbewoners er naar schatting meer dan 15 jaar moeten wachten op een plek. Dit verschil is in strijd met het discriminatieverbod, oordeelde de rechtbank. Zo wordt het woonwagenbewoners onmogelijk gemaakt om volgens hun cultuur in familieverband te leven.

Binnen vijf jaar meer standplaatsen erbij

De rechtbank beveelt de gemeente om de gemiddelde wachttijd voor een standplaats binnen vijf jaar gelijk te trekken aan die voor een grondgebonden sociale huurwoning, en verplicht de gemeente daarmee om standplaatsen te realiseren. Daarvoor moet Den Haag nauwkeurig de behoefte aan een standplaats binnen de gemeenschap inventariseren. Een eerdere behoefteinventarisatie was volgens de rechtbank onvoldoende.

Overwinning Stichting Sinti, Roma en Reizigers

Het is voor het eerst dat een rechtbank een gemeente veroordeelt voor discriminatie van woonwagenbewoners en deze verplicht om meer standplaatsen te creëren. De uitspraak is dan ook een belangrijke overwinning voor Stichting Sinti, Roma en Reizigers die de rechtszaak tegen de gemeente aanspande in haar jarenlange strijd voor meer standplaatsen.

Vonnis heeft gevolgen voor alle gemeenten

Mensenrechtenadvocaat Merel Hendrickx van advocatenkantoor PILP stond de stichting bij en noemt het Haagse vonnis baanbrekend. Ze verwacht dat het de weg effent voor soortgelijke claims elders in het land. Zo heeft de uitspraak verstrekkende gevolgen voor alle Nederlandse gemeenten. Ook daar zullen nu meer standplaatsen moeten worden gerealiseerd.

Van ‘uitsterf-‘ naar ‘uitstelbeleid’

Tussen 1999 en 2018 was het actief beleid van gemeenten om standplaatsen op te heffen. Dit ‘uitsterfbeleid’ werd onder druk van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, het Nederlandse College voor de rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman afgeschaft. In 2018 werden woonwagenstandplaatsen een beschermde woonvorm. Het ministerie van Binnenlandse Zaken kwam met een nieuw beleidskader voor gemeenten. Die kregen de opdracht een inhaalslag te maken en de woonwagencultuur te faciliteren.

Weinig vooruitgang

Maar sindsdien is voor woonwagenbewoners de situatie in de praktijk ‘weinig noemenswaardig’ verbeterd, concludeerde de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie onlangs na onderzoek waaruit blijkt dat in plaats van ‘uitsterfbeleid’ nu sprake van ‘uitstelbeleid’: Tussen 2018 en 2023 kwamen er in heel Nederland slechts 50 standplaatsen bij. Terwijl er naar schatting zeker 4000 en misschien zelfs 8000 standplaatsen nodig zijn om aan de vraag te voldoen. Gemeenten in heel Nederland moeten vanaf nu echt aan de slag om aan die vraag te voldoen.