Meteen naar de content

De grootste particuliere verhuurders van Nederland

Goed en veilig wonen Aat van Herk uit Capelle aan den IJssel is met een bezit van 5.820 woningen de grootste particuliere verhuurder van Nederland. Harry Hilders uit Den Haag komt met 5.500 huizen op de tweede plaats en Familie Grouwels uit Limburg bezet met 5.200 woningen de derde plek.

Dit blijkt uit een groot onderzoek van de Volkskrant naar de grootste particuliere verhuurders in het land, gepubliceerd op zaterdag 20 juli 2019.

In de top 10 staan verder nog de Erven Henk Stienstra uit Limburg (4.352 woningen), Martin van Wettum uit het Gooi (3.061), Chris Thünnessen uit Den Haag (2.500), André Daelmans uit Maastricht (2.400), Stichting Familie Schopman (1.997), Cock van Mourik uit Amsterdam/Woerden (1.739) en Mark Verhagen uit Limburg (1.585). Samen bezitten deze tien particuliere huisbazen bijna 35.000 woningen, die bij elkaar zo’n 7,9 miljard euro waard zijn.

Klein maar groeiend aandeel

Hoewel het bezit van particuliere huisbazen sinds 2009 met ruim 22 procent is gegroeid, zijn ze niet de grootste spelers op de Nederlandse huurwoningenmarkt. Dat zijn nog steeds de woningcorporaties, met 2,3 miljoen huurwoningen. Wel daalde hun ‘marktaandeel’ in tien jaar tijd met 4,8 procent. De overige verhuurders, particuliere én commerciële, hebben samen bijna 1 miljoen woningen.

Ymere grootste corporatie

De grootste sociale huisbaas is woningcorporatie Ymere (regio Amsterdam) met 71.944 woningen. Op de tweede plek staat Vestia (Regio Rotterdam/Den Haag) met 64.402 huizen en nummer drie is Eigen Haard (Amsterdam) met 55.849 woningen. Tien jaar geleden was Vestia nog de grootste, maar deze corporatie kwam door het miljarden kostende derivaten-debacle in financieel zwaar weer en moest tienduizenden woningen verkopen.

Aandeel beleggers stijgt ook

Het aandeel van commerciële beleggers, zoals pensioenfondsen, is ook gestegen, sinds 2009 met 12,5 procent tot 160.000 woningen. De grootste is Vesteda (voormalig ABP pensoenfonds) met 27.809 woningen, gevolgd door Bouwinvest (17.174 huizen) en Heimstaden (9.675). Opvallend is de opmars de laatste jaren van buitenlandse beleggers als Heimstaden (Zweden), Patrizia (Duitsland) en Blackstone (Verenigde Staten).

Huren naar ruim 1.000 euro

De Volkskrant schetst ook de gevolgen van jarenlang overheidsbeleid dat het eigenwoningbezit en de commerciële huursector stimuleerde en de corporatiesector aan banden legde en financieel uitkleedde door de verhuurderheffing, die inmiddels is opgelopen tot bijna 2 miljard. ‘Veel Nederlanders zitten klem op de huizenmarkt. Ze verdienen te veel om een sociale huurwoning te bemachtigen, maar te weinig om een huis te kopen. Beleggers kapen vooral de goedkopere woningen voor hun neus weg, om die vervolgens te huur aan te bieden. Dat gebeurt doorgaans tegen een ‘marktconforme’ huurprijs van meer dan 1.000 euro.’ Pogingen van minister Ollongren om de huren in de vrije sector en dan met name in het ‘middensegment’ (tussen 720 en 1.000 euro) aan banden te leggen met een zogeheten ‘noodknop’ zijn tot op heden niet gelukt, onder meer door tegenwerking van de commerciële beleggers.