Gewijzigde warmtewet
Veelgestelde vragen
Er is sprake van collectieve warmtelevering als de warmte voor de verwarming en/of warm tapwater van buitenaf komt (dus niet via een ketel in de woning zelf) en voor meerdere woningen tegelijk wordt geleverd. Bekende vormen zijn:
- blokverwarming
- WKO-installaties
- stadsverwarming
De Warmtewet geldt sinds 2014 voor alle collectieve warmtelevering. De wet stelt een maximumprijs voor het vastrecht en voor het verbruik. Daarnaast stelt de Warmtewet eisen aan de bemetering van de warmte en de leveringszekerheid. Er is veel kritiek op de hoogte van maximumtarieven. Deze zouden niet hoger moeten zijn dan bij een individuele ketel (het zogenaamde ‘Niet-Meer-Dan-Anders principe’), maar in de praktijk ervaren bewoners wél hogere warmtekosten. Deze en andere kritiek heeft er toe geleid dat de wet is gewijzigd en niet meer voor alle afnemers van collectieve warmte geldt.
De warmtekosten worden dan gebaseerd op de wettelijke regels voor de servicekosten. Daarvoor geldt dat alleen redelijke kosten in rekening gebracht mogen worden. In de praktijk betekent dit dat de verhuurder alleen de werkelijke kosten in rekening mag brengen. Vergoeding voor de installatie (onroerende delen) valt daar niet onder. De verhuurder zal ook de kosten moeten specificeren, als de huurder daar om verzoekt. Een huurder kan overigens nog steeds verzoeken om een individuele warmtemeter, tenzij dat technisch onmogelijk is.
Alle huurders die warmte afnemen van een warmteleverancier die niet volledig in handen is van de verhuurder, en die ook geen warmte afnemen van de VvE, vallen nog steeds onder de Warmtewet. Denk bijvoorbeeld aan stadsverwarming die geleverd wordt door energiebedrijven als Vattenfall en Essent. In die gevallen blijft de Warmtewet gelden. Die bepaalt dat het vast en variabel warmtetarief niet hoger mag zijn dan de maximale tarieven uit de Warmtewet. Daarbij is geen toets mogelijk op de werkelijke kosten.
De belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2020 zijn de wijzigingen van de tarieven. Op de consumentenwebsite van de Autoriteit Consument en Markt lees je meer details over de Warmtewet en de nieuwe tarieven.
Als er geen individuele GJ-warmtemeters zijn (radiatormetertjes vallen daar niet onder) zal meestal het interne leidingnet en de installatie in bezit zijn van de verhuurder of VvE. Het is in alle gevallen wenselijk om bij complexen met interne warmteleidingen te komen tot een verdeling van de kosten waarbij een flink deel van de gebruikskosten volgens een vaste voet wordt verdeeld. Zo voorkom je dat bewoners aan de boven- of buitenkant van een complex te veel betalen. Een veelgebruikte redelijke verdeling van de totale kosten is bijvoorbeeld:
- 35% op basis van het aantal woningen en/of de vloeroppervlakte
- 65% toebedeeld op grond van de meeteenheden op de radiatormetertjes
Met het vervallen van de Warmtewet voor veel huurders moet hierover een nieuw besluit worden genomen, waarop de huurders instemmingsrecht hebben.
Huurders die onder de Warmtewet vallen kunnen met klachten en geschillen over de warmtelevering terecht bij de Geschillencommissie Energie. Huurders die niet meer onder de Warmtewet vallen kunnen met hun geschil over de afrekening van de warmte terecht bij de Huurcommissie (via de servicekostenprocedure).