Dakloze mensen verblijven vaak bij vrienden of familie

Sluit je ogen voor een moment en stel je een dakloos persoon voor. Grote kans dat een onverzorgde man op een parkbankje je gedachten binnendringt. Niet gek, want dat beeld overheerst in de berichtgeving over dakloosheid. Maar de groep dakloze mensen is veel diverser en het merendeel verblijft niet op straat of in de opvang, blijkt uit een nieuwe methode om dakloosheid te tellen.
Schikbarende cijfers
De eerste twee ronden van de nieuwe ‘ETHOS-telling’ leidden al tot de schok ‘dat één op de drie dakloze mensen vrouw is en één op de vijf minderjarig’, vertelt onderzoeker Dorieke Wewerinke. Vanuit de Hogeschool Utrecht coördineert zij de ETHOS-onderzoeken en -tellingen. Tot ieders ontzetting zijn er in het recentste onderzoek zelfs voor het eerst kinderen geteld die op straat verblijven, bleek in oktober.
In de ETHOS-methode helpt iedereen met zicht op dak- en thuisloze mensen in een gemeente mee hen in kaart te brengen – van huisarts tot boswachter en kerk. Het tellen begon in 2023 met een pilot in Noordoost-Brabant, dit jaar telden 57 gemeenten mee, waaronder ook de grote steden Amsterdam en Den Haag.
Feit of fabel?
In deze rubriek in Huurpeil onderzoeken we of een stelling waar is of niet, en onderbouwen dat met cijfers en onderzoeksresultaten.
Als dakloos bekend
De laatste vijftien jaar waren de cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) leidend in het beeld van dakloosheid. Het CBS kijkt daarvoor in dataregisters. Ben je tussen de 18 en 65 jaar, en sta je geregistreerd bij een daklozenopvang, krijg je een uitkering zonder vaste woonplek of ben je als ‘dakloos’ bekend bij de reclassering? Dan telt het CBS je mee. Het CBS is zich bewust dat het zo niet iedereen ‘vangt’, daarom schat het een percentage bij. Dat gebeurt op basis van een methode uit de biologie om het aantal vissen in een meer te schatten. Maar in het meer van het CBS komen kinderen niet voor en vrouwen maar weinig; het CBS schat hun aandeel op zeventien procent.
In de ETHOS-telling wordt dakloosheid gedefinieerd vanuit het gebrek aan volwaardige huisvesting. Daaronder vallen zeven verblijfstypen: de openbare ruimte, noodopvang voor dakloze mensen, tijdelijke opvang voor dakloze mensen, uitstroom uit instelling, niet conventionele huisvesting, bij vrienden, familie of derden, en dreigende huisuitzetting.
Kinderen op straat
Tellen op basis van huisvestingssituaties geeft een veel vollediger beeld dan schatten op basis van data. ‘Voor vrouwen is het nog gevaarlijker dan voor mannen om in de openbare ruimte of de opvang te verblijven. Dus je ziet dat vrouwen veel vaker bij vrienden, familie of derden verblijven’, legt Wewerinke uit. Datzelfde geldt voor kinderen. Zodra er kinderen worden geteld die op straat slapen, voorspelde Wewerinke eerder, wordt er meteen een wethouder op matje geroepen.
De nieuwe telmethode maakt dat dakloosheid zichtbaarder wordt. Daarnaast zorgt het voor bredere verantwoordelijkheid en betrokkenheid. ‘Met name kleine gemeenten dachten, wij hebben geen dakloosheid’, aldus Wewerinke. ‘Dankzij de tellingen komt er een besef dat ook zíj aan oplossingen moeten werken.’
Auteur: Jeske Jongerius
Dit artikel is onderdeel van het Momus-onderzoek ‘Een einde aan dakloosheid’ en wordt mede mogelijk gemaakt door Journalismfund Europe.
Huurpeil
Dit artikel is verschenen in Huurpeil, vakblad voor de huursector, editie 4 van 2025. Met daarin een dossier over urgentie, een interview met woonactivist Mustapha Eaisaouiyen en artikelen over onder andere verduurzaming in de particuliere huursector, huiselijk geweld en brandveiligheid.