Meteen naar de content

Mustapha Eaisaouiyen: ‘Gemeenschappelijk wonen is de oplossing’

Huurpeil Mustapha Eaisaouiyen werd een van de leiders van het bewonersverzet tegen de sloop van de befaamde Tweebosbuurt in Rotterdam. Sinds dit jaar is hij directeur van Cooplink, het kennisnetwerk wooncoöperaties. ‘Ik heb aan den lijve ondervonden wat het betekent als je geen zeggenschap meer hebt over waar je woont en leeft.’
Portretfoto van woonactivist Mustapha Eaisaouiyen

Als hij zijn voordeur uitloopt, kijkt Mustapha Eaisaouiyen uit over de restanten van zijn oude buurt, de Rotterdamse Tweebosbuurt. De woningen zijn platgegooid, de grond voor zijn nieuwbouwhuis ligt braak. Om de hoek staat het laatste blokje oude huizen nog overeind. Die dagelijkse herinnering aan de verloren strijd om het behoud van zijn buurt is pijnlijk. Maar Eaisaouiyen is opvallend hoopvol. ‘Gemeenschappelijk wonen is de oplossing van veel problemen die we nu zien.’

Waarom werd u activist in de volkshuisvesting?

‘We kregen een brief op 9 juli 2018: “Uw woning wordt gesloopt, u moet gaan verhuizen.” Iedereen stond letterlijk klaar met de koffers om op vakantie te gaan. Veel mensen raakten in paniek. Ik was er zelf toen nog niet mee bezig, want ik was druk met de zorg voor mijn dementerende moeder. Ik ging me er pas mee bezighouden nadat ik gedagvaard was door de verhuurder Vestia en die zaak verloren had.

Vestia wilde de huurovereenkomst ontbinden, dat moet via de rechter. Ik ging daar niet mee akkoord omdat de woningen die ik aangeboden kreeg slechter waren, of verder van de Tweebosbuurt vandaan. Ik wilde bij mijn moeder om de hoek blijven. Maar ik verloor de zaak. Toen kwam corona: ze mochten mij niet meer op straat zetten. Maar bewoners met een tijdelijk contract wel! Op het hoogtepunt van corona hebben we nog actie gevoerd. Hoe kon je nou in die tijd, waarin iedereen geacht werd thuis te blijven, mensen op straat zetten? Ze waren niet beschermd. Ik ging me erin verdiepen, sindsdien heeft het me nooit meer losgelaten.’

Dat onrecht wakkerde uw strijdlust aan?

‘Het greep me aan. Ik zag dat heel veel mensen onrecht werd aangedaan. Mensen die hier al heel lang een gemeenschap vormden, die nu elders een nieuw leven moesten opbouwen. Ook mensen van 75, 80 jaar. En ik las dingen over mijn wijk in de documenten die ze naar de rechter hadden gestuurd. Daarin stond dat bewoners negatieve associaties hadden bij mijn wijk: drukte, parkeren en allochtonen. Dat heeft me behoorlijk aangegrepen.’

Dat er ‘allochtonen’ stond?

‘Dat er een negatieve associatie mee is. Ik heb tegen mezelf gezegd, deze ‘allochtoon’ gaat jullie laten zien wat wij in onze mars hebben. Toen ben ik nog meer als een bezetene gaan werken, soms twintig uur per dag, naast de mantelzorg. Dat was eigenlijk het pijnlijkst. Ik begon hiermee in februari, maart 2020. In april konden we niet meer thuis voor mijn moeder zorgen en moest ze naar een verzorgingshuis. Vijf maanden later overleed ze. Tot mijn grote verdriet heb ik door de strijd tegen Vestia de laatste maanden met mijn moeder niet op een kwalitatieve manier met haar kunnen doorbrengen. Als ik haar voedde was ik soms tegelijkertijd een persbericht aan het schrijven of mailtjes aan het beantwoorden.’

Uw eigen strijd in de Tweebosbuurt was verloren. Waarom bleef u zich toch inzetten?

‘Voor ons was het misschien te laat. Maar als we andere wijken kunnen behoeden voor datgeen ons is aangedaan, zijn wij gelukkig. Er was heel veel onrecht.

Neem bijvoorbeeld het verschil tussen de mensen die konden blijven strijden en de mensen die eerder moesten vertrekken, om gezondheidsredenen bijvoorbeeld. Er liep bij het gerechtshof een hoger beroep om betere afspraken te maken over een tweede verhuiskostenvergoeding voor terugkeer naar de woningen die voor ons zijn gebouwd. In het sociaal plan, dat al klaar lag toen wij die brief kregen, stond dat wij 500 euro zouden krijgen bij die tweede keer. Daar kun je niet van terug verhuizen. Uiteindelijk hebben we daar 1.500 euro van weten te maken. Nog steeds veel te weinig, maar in ieder geval 1.000 euro meer. Maar Vestia wilde dat alleen maar aan de mensen geven die nog in de Tweebosbuurt woonden. Waarom dat onderscheid? Dat is onrechtvaardig. Dat hebben we gelukkig kunnen regelen, voor iedereen die terugkeerde.’

U wilt die ongelijkheid opheffen?

‘Ja. Er is ongelijkheid in heel Nederland, woonongelijkheid. Waarom wordt koop als heilige graal gezien? Als je huurt, ben je een loser. Het is een enorm stigma. Het woordgebruik door bepaalde politici: het is gewoon pijnlijk hoe er over je gesproken wordt als je in een sociale huurwoning zit. VVD-Kamerlid Peter de Groot – hij heeft er uiteindelijk zijn excuses voor aangeboden – noemde de bouw van sociale huurwoningen het “uitrollen van een toekomstige achterstandswijk”. Je wordt gelijkgesteld aan een sociaal economisch probleem als je in een sociale huurwoning zit. Dan kleeft er iets aan je. En Diederik van Dommelen, ook voor de VVD, in Rotterdam zei: “Dan halen we nog meer kansarmen binnen.” Op het moment dat je in een sociale huurwoning zit, ben je per definitie kansarm. Hoe durf je zo over mensen te spreken?

Er wordt gezegd, zoals over mijn Afrikaanderwijk: daar zijn te veel sociale huurwoningen, dat gaan we in balans brengen. We wonen hier vredelievend naast elkaar, vormen een hechte gemeenschap, en dan wordt er bruut ingegrepen door te gaan slopen. Dat is ‘beter’, want dan kunnen mensen met een hoger inkomen ook hier komen wonen. Gaan die ons dan leren met mes en vork te eten? Zo wordt er gedacht: dat is goed voor die mensen. Vráág ons wat goed is voor ons, dan kunnen we het je uitleggen.’

Eaisouiyen is sinds dit jaar directeur van Cooplink, het kennisnetwerk wooncoöperaties. Een wooncoöperatie is een collectieve manier van wonen. Bewoners zijn lid en huren hun woning van de coöperatie. Ze regelen samen de verhuur, beheer en onderhoud van de woningen. Vaak zijn er gemeenschappelijke ruimtes en een tuin. Soms is de wooncoöperatie ook eigenaar van de woningen, vaak is dat een woningcorporatie. Coöperatief wonen wordt gezien als derde sector in de volkshuisvesting, naast individueel huren of kopen.

Hoe kwam u in aanraking met wooncoöperaties?

‘We hebben hier in de buurt tot twee keer toe geprobeerd om het beheer van woningen van de corporatie over te nemen. De eerste keer was ik nog niet actief betrokken. Toen kregen ze een schrijven van een advocaat van Vestia: als jullie hiermee doorgaan, gaan we jullie persoonlijk aansprakelijk stellen voor eventuele vervolgschade. Terwijl er gewoon in de Woningwet staat dat je mag onderzoeken of je plan voor het oprichten van een wooncoöperatie levensvatbaar is. Je krijgt zelfs 5.000 euro mee en hebt zes maanden de tijd. Maar wij werden juridisch bedreigd. Mensen werden daar natuurlijk bang van en haakten af. Anderhalf of twee jaar later wilden we weer kijken of we één complex konden overnemen. Maar we kregen dezelfde reactie. Iedereen had al genoeg stress en ellende aan z’n hoofd, dus we hebben het erbij gelaten.’

Wat spreekt u zo aan in die manier van wonen?

‘De gemeenschappelijkheid. Ik denk dat dat de oplossing is van veel problemen die we nu zien. We hebben een doorgeschoten geïndividualiseerde samenleving, waarin eenzaamheid een enorm groot probleem is. De gemeenschap is daar de oplossing voor. En bij wooncoöperaties blijven de woningen ook eeuwigdurend betaalbaar. Ze blijven in eigendom of beheer van de vereniging. Er is geen winstmotief, er is geen speculatie met woningen. Het is zelfs goedkoper dan bij een woningcorporatie, omdat wooncoöperaties geen overheadkosten hebben. Ze hebben vaak een gematigde huurverhoging. Uiteindelijk zie je een enorm verschil tussen huren bij een woningcorporatie en huren bij je eigen wooncoöperatie, soms honderd euro per maand. Dat is best veel in deze tijd van koopkrachtverlies en dure boodschappen.’

Wilt u zelf in een wooncoöperatie wonen?

‘Uiteindelijk wil ik in een beheercoöperatie gaan wonen. Misschien deze woning overnemen, met de buren. Misschien zelfs alle woningen in de Afrikaanderwijk. Bij zo’n beheercoöperatie doe je alleen het beheer. Het eigendom van de woningen blijft bij iemand anders, meestal de woningcorporatie. Er zijn varianten met koopwoningen, maar Cooplink richt zich met name op de huurvarianten, die hebben geen winstmotief. Voor ons is huisvesting een fundamenteel mensenrecht. Juist doordat wonen de afgelopen decennia als een verdienmodel gezien is, zijn we in deze wooncrisis terechtgekomen.’

Gaan wooncoöperaties dat allemaal oplossen?

‘De volkshuisvesting moet anders ingericht worden. We kunnen beter. Mensen uit verre landen kwamen vroeger naar Rotterdam om te kijken hoe wij het hier deden. De professor woonde naast de schoonmaker, dat was normaal. We hadden gemengde wijken. Maar dat is allemaal teruggedraaid, daar zitten politieke keuzes achter. Dat kun je ook weer veranderen. Maar er verandert niets en mensen zien hun leefsituatie verslechteren met een dure huurwoning of onbetaalbare koopwoning. Daardoor is het vertrouwen in het politieke systeem bedroevend laag.’

Wat is ervoor nodig om een wooncoöperatie op te richten?

‘Het gaat erom dat je dezelfde waardes deelt, dat is het begin. Dat kan duurzaamheid zijn, of zorg. Er zijn wooncoöperaties die helemaal zijn gericht op betaalbaarheid, waarvan de leden 550 euro per maand betalen voor een vijfkamerwoning. Maar het kan ook een culturele component hebben: mensen met een bepaalde migratieachtergrond die samen een woongemeenschap willen vormen.

Voor mijzelf zou de zeggenschap over mijn eigen woning en mijn leefomgeving heel belangrijk zijn. Omdat ik aan den lijve heb ondervonden wat het betekent als je die zeggenschap niet meer hebt. Het is voor mij heel belangrijk dat ik een gemeenschap kan vormen met mijn buren. Wij gaan dan de woningen beheren, doen het onderhoud, renovaties. Wij innen de huur, stellen een huismeester aan als we dat willen. Of we doen iets anders met dat geld, dat bepalen we zelf.’

Het vraagt wel veel inzet van mensen. Gaat coöperatief wonen hier echt groeien?

‘Zeker, we staan aan het begin van een hele mooie ontwikkeling. Als Cooplink hebben we dit jaar zoveel gedaan om het makkelijker te maken. We hebben anderhalf jaar geleden ons rapport met de dertig grootste belemmeringen voor wooncoöperaties aangeboden aan de Tweede Kamer. Die heeft de minister verzocht om de belemmeringen weg te nemen. We hebben ook Coopkeur gelanceerd, het keurmerk voor wooncoöperaties waarmee initiatieven kunnen aantonen dat ze kansrijk zijn. Zij hebben onder meer statuten, een code voor goed bestuur, een duidelijke visie. Gemeentes en financiers weten dankzij het keurmerk dat de zaken op orde zijn. Volgend jaar komt er een landelijk leenfonds. We gaan procesbegeleiders trainen. Er zijn cursussen en opleidingen. We hebben een toolbox voor het oprichten van een beheercoöperatie. Je wordt aan alle kanten ondersteund.’

Worden wooncoöperaties niet een soort bubbels, met allemaal erg gelijke mensen?

‘Daar moet je voor waken. Inclusiviteit moet een belangrijke kernwaarde zijn. Gelukkig houden wooncoöperaties daar vaak nadrukkelijk rekening mee, met bijvoorbeeld mensen met een beperking, mensen die dakloos zijn, statushouders, etniciteit. Het is bewezen dat van mensen die in een wooncoöperatie wonen, het woongeluk, het levensgeluk stijgt. Mensen hebben echt oog voor elkaar en voor de omgeving. Er zijn wooncoöperaties die de buurt betrekken bij allerlei activiteiten, de deuren openen, de gemeenschappelijke ruimtes ter beschikking stellen. Juist die sociale cohesie is het fundament van de wooncoöperatie. Dus ik zou zeggen: in elke wijk minimaal één wooncoöperatie.’

Uiteindelijk hebben we gemeenschappen nodig?

‘Daar ben ik heilig van overtuigd. Whatever the problem, community is the answer, is een gevleugelde uitspraak. Ik denk dat dat echt zo is. Zeker als we een overheid hebben die dat faciliteert. Dan staan mensen voor elkaar klaar, gaan mensen naar elkaar omkijken, kunnen we de zorgkosten in bedwang houden. Ik ben opgegroeid in de Afrikaanderwijk. De eerste 18 jaar van mijn leven ben ik opgevoed door de buurt. Het waren de buren die mijn zus leerden fietsen. Mevrouw Pelger, haar oude huis staat hier nog vlakbij, leerde haar buren hun eerste woordjes Nederlands toen ze uit Marokko kwamen. Ze hielp hun kinderen bij het maken van huiswerk. Dat is community. Dat is it takes a village to raise a child. Dat vind ik zelf heel prettig en gelukkig zijn er heel veel mensen die dat ook vinden.’

Wat moet nú gebeuren om wooncoöperaties een duwtje in de rug te geven?

‘Ze uitzonderen van de winstbelasting. Ze hebben geen winstmotief, maar moeten soms wel winstbelasting betalen wanneer de woningen meer waard worden. Terwijl die woningen niet verkocht worden. En er moet meer geld naartoe. Dan kan de wooncoöperatie als derde sector in de volkshuisvesting volledig tot wasdom komen. Ook kan je dan de samenwerking met andere coöperaties gaan opzoeken, op het gebied van energie, voedsel, zorg. Zodat je één sterke coöperatieve beweging krijgt. Dat is een beter systeem, zeker voor huurders. Want zoals het nu is, individueel, dat maakt ze erg kwetsbaar voor de grillen van hun verhuurder. Die weinig tot niets doet aan onderhoud, en duurzaamheid is ook een groot probleem. De wooncoöperatie is een beter alternatief.

Er is een wooncrisis, een zorgcrisis, een onderwijscrisis, een biodiversiteitscrisis. De watercrisis komt eraan. Het stroomnet zit helemaal vol. Racisme, discriminatie en ontmenselijking raken genormaliseerd. Hoeveel crises wil je er nog bij hebben? We kunnen toch beter, als mensen? Nu is het moment dat we het radicaal anders moeten gaan doen. Anders laten we geen leefbare planeet meer achter voor de volgende generaties.’

Er is dus hoop.

‘Als we het meer samen gaan doen. Samenwerken in plaats van elkaar kapot te concurreren. Ik denk dat daar de sleutel tot succes zit.’

Mustapha Eaisaouiyen

begon als activist in de bewonerscommissie van de Tweebosbuurt. Hij is initiatiefnemer van de Rotterdamse bewonersactiegroep Recht op de Stad en vertegenwoordigde de huurders van Hef Wonen bij de onderhandelingen over het Stedelijk Sociaal Statuut. In januari 2025 werd Eaisaouiyen directeur van het kennisnetwerk van wooncoöperaties, Cooplink.

Huurpeil

Dit interview is verschenen in Huurpeil, vakblad voor de huursector, editie 4 van 2025. Met daarin een dossier over urgentie, een interview met woonactivist Mustapha Eaisaouiyen en artikelen over onder andere verduurzaming in de particuliere huursector, huiselijk geweld en brandveiligheid.