Wet vaste huurcontracten

Vanaf 1 juli 2016 mochten verhuurders tijdelijke huurcontracten van twee jaar aanbieden. Die mogelijkheid is veel gebruikt, waardoor het vaste huurcontract werd verdrongen. Huurders moesten van de ene naar de andere tijdelijke woonruimte verhuizen, met stress en onzekerheid tot gevolg. Ook durfden tijdelijke huurders lang niet altijd hun recht te halen bij slecht onderhoud, een te hoge huur of te hoge servicekosten. Want dat bracht een eventuele contractverlenging in gevaar.
Door de Wet vaste huurcontracten is het vaste huurcontract weer de norm, maar er gelden uitzonderingen.
Bestaande tijdelijke huurcontracten
Tijdelijke huurcontracten die vóór 1 juli 2024 zijn afgesloten, lopen gewoon door tot de afgesproken datum. Daarna moet de huurder verhuizen. Tenzij het contract wordt verlengd, maar dat mag dan alleen voor onbepaalde tijd (vast huurcontract). Door de Wet vaste huurcontracten is het de verhuurder dus niet meer toegestaan opnieuw een tijdelijk huurcontract aan te bieden.
Uitzonderingen
De Wet vaste huurcontracten bepaalt dat alle verhuurders in de volgende situaties tijdelijke huurcontracten van maximaal twee jaar mogen aanbieden:
Huurcontracten van bepaalde duur
Studenten die tijdelijk voor studie in een andere plaats moeten huren dan waar zij wonen.
Huurders die door dringende werkzaamheden of renovatie van hun woning tijdelijk ergens anders wonen.
Mensen die uit een maatschappelijke opvang komen of aantoonbaar in een sociale noodsituatie verkeren.
Huurders met wie de verhuurder een tweede kanscontract aangaat, omdat een eerder huurcontract is beëindigd vanwege bijvoorbeeld ernstige overlast.
Je bent tussen de 16 en 27 jaar zijn en neemt na overlijden van je ouder/verzorger (de hoofdhuurder) de huurovereenkomst over.
Tijdelijke contracten die nog steeds zijn toegestaan
De Wet vaste huurcontracten geldt niet in alle situaties. In de volgende gevallen zijn tijdelijke huurcontracten daarom nog steeds toegestaan:
Verhuurder krijgt nieuwe redenen voor opzegging
Voor het opzeggen van een vast huurcontract hoeft de huurder alleen rekening te houden met de opzegtermijn. De verhuurder kan alleen opzeggen door gebruik te maken van een van de opzeggingsgronden. De Wet vaste huurcontracten geeft verhuurders twee extra gronden voor opzegging.
Extra opzeggronden
Een woningeigenaar die niet meer zelf in de woning woont vanwege samenwonen, maar nog niet wil of kan verkopen, kan een huurovereenkomst aangaan waarin (na het verstrijken van een vooraf afgesproken periode) wordt voorzien in de mogelijkheid de huurovereenkomst op te zeggen bij verkoop van de woning.
Als de verhuurder van deze opzeggrond gebruik wil maken, moet die minimaal twee jaar (voor de start van de huurovereenkomst) zélf in de woning hebben gewoond. Verder moet de verhuurder een natuurlijke persoon zijn, die niet meer dan één woning verhuurt en deze wil verkopen vanwege het definitief samenwonen met iemand waarmee die trouwt of een geregistreerd partnerschap aangaat. Het huwelijk/geregistreerd partnerschap mag niet eerder dan drie maanden voor het eind van de huurovereenkomst zijn afgesloten. De overeengekomen termijn voor de huurovereenkomst is maximaal 2 jaar.
Een verhuurder mag slechts éénmaal op deze grond een huur beëindigen en moet dit daarom melden bij de gemeente. Bovendien moet in de huurovereenkomst expliciet zijn opgenomen dat de verhuurder na afloop van de overeengekomen termijn de huur kan opzeggen vanwege verkoop in verband met huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Als de verhuurder de woning wil laten bewonen door een bloed- of aanverwant in de eerste graad (zoals ouders of kinderen), mag die na de afgesproken termijn de huur opzeggen. Dit moet in de huurovereenkomst staan.
Sinds wanneer?
De Wet vaste huurcontracten geldt sinds 1 juli 2024.
Waar vind je meer?
Op de website van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vind je meer informatie over het vaste huurcontract als norm. Op de website van de Rijksoverheid vind je ook antwoorden op de vraag wanneer tijdelijk huren is toegestaan.